zondag 30 oktober 2011

Bescherm onze jonge scheidsrechters!

Vandaag sprak ik de vader wier zoon van een jaar of 15 pupillenscheidsrechter bij Drachtster Boys is. De jongen was gisteren nogal beduusd thuis gekomen en wist even niet hoe het verder moest. Hij floot gisteren een D-pupillenteam van de Boys, dat met 1-0 won door een controversiële strafschop. Er werd nogal gescholden door de ouders van de tegenpartij. Van mijn zoon, die in hetzelfde team heeft gespeeld en die dus de spelers goed kent, had ik al gehoord dat er kereltjes van 11, 12 jaar van de tegenpartij “hé scheids, je moeder is een hoer” hadden geroepen. Dat wist de vader nog niet eens, dat dat geroepen was bedoel ik… ik deed er dus nog een schepje bovenop als het ware.
Ik ken overigens zijn zoon wel. Enkele weken geleden stuurde hij mijn zoon van het veld wegens natrappen (paar dagen later stonden ze gezellig een balletje met elkaar te trappen). Een goeie jongen, goede scheidsrechter ook. Eentje die beslissingen durft te nemen, onpartijdig is en consequent. Let wel, we hebben het over een joch van 15. Eentje die fouten maakt, dat ook. Want vijftienjarigen maken fouten. Dat vinden wij goed, daar leren ze namelijk van. Een wereld waarin vijftienjarigen geen fouten mogen maken, is eng. Dat kán ook helemaal niet. Leren lopen doe je door te vallen, “proberen is leren” riepen mijn kinderen altijd. Dus we roepen met z’n allen dat we toch vooral geduld met onze jeugd moeten hebben, dat wij ook jong zijn geweest…
Enfin, laat ik maar ophouden. Want dit hele maatschappelijk correcte geneuzel zijn sommige mensen compleet vergeten als ze langs de lijn staan op zaterdag. Onder het alibi ‘rechtvaardigheidsgevoel’ en ‘eerlijkheid’ staan ze regelmatig scheidsrechters uit te schelden. Ik heb het zelf meegemaakt als pupillenscheidsrechter en ik vond het wel amusant, om even een wedstrijd stil te leggen om een vader (en steeds vaker een moeder!) even toe te spreken. Mijn favoriete actie was ooit het muntje, waarmee ik de toss had gedaan, te geven. “Wat moet ik daarmee?” “Ga even een bakkie koffie halen, want hier ben je niet echt gezellig”.
Voor een pupillenscheidsrechter van vijftien jaar ligt dat nou eenmaal lastiger. Als je op die leeftijd tien grote kerels uit de Friese Wouden hebt die tegen je lopen te blèren, dan voel je je geïntimideerd. En ik kan me zo goed voorstellen dat je dan wel iets beter weet op je vrije zaterdagochtend. Het is ook zo he-mel-ter-gend dom van die ouders. Want we hebben die pupillenscheidsrechters zo nodig. Wat voor voorbeeld geef je eigenlijk aan je kinderen, als je overal de fouten van de kinderen accepteert, behalve op het voetbalveld? Stel je voor zeg, dan zou je situaties kunnen krijgen van coaches van topclubs die weigeren een scheidsrechter de hand te schudden na de wedstrijd… Ik moet er niet aan denken.
Ik weet dat sommige mensen een ander beeld van me hebben, maar ik ben echt niet zo’n voetbalvader ‘from hell’. Ik moedig het team van mijn kinderen aan, tik af en toe stukkies over die wedstrijden en probeer daar altijd positief en sportief te blijven. Twee weken geleden nog kreeg het team van mijn zoon een onterechte penalty, en de tegenstander ging daar fantastisch mee om. Dat schrijf ik dan ook op. Maar een enkele keer komt het stoom uit mijn oren en stroomt het gif mij door de aderen: als er waar dan ook op een voetbalveld tegen een scheidsrechter, jonger dan 18 jaar (je moet ergens een grens stellen), tekeer wordt gegaan. U bent gewaarschuwd. Zou best kunnen zijn dat ik dan net zo tekeer ga als onze vriend de winterschilder hieronder, maar dan tegen u. Ook wil ik alle voetballeiders en coaches oproepen om jonge scheidsrechters te steunen als ze een wedstrijd gewoon eens een keer stilleggen als ouders te bemoeizuchtig worden. Met alle respect voor welke campagne dan ook, daarmee kom je er niet. Het is echt tijd voor lik-op-stukbeleid. Enfin, ik heb mijn boosheid maar weer eens gekanaliseerd op mijn eigen manier.

donderdag 27 oktober 2011

Beste oud-collega's, ik heb spijt

“Ah, het natrappen is begonnen” zei een nieuwe collega van me toen ik vertelde dat ik kamerlid Ton Elias had gemaild. Ik maak er geen gewoonte van Kamerleden te complimenteren via de mail, zeker niet als ze niet van mijn partij zijn. Waarom nu wel?
Ton Elias had in een interview in Trouw aangegeven dat hij vond dat het geklaag in de lerarenkamer eens afgelopen moest zijn. Die leraren moesten gewoon maar eens aan het werk.
Nou moet ik eerlijk toegeven dat ik de afgelopen jaren de lerarenkamer regelmatig gemeden heb om precies die reden die Elias aangaf. Ik werd er een beetje verdrietig van. Te vaak werd de koffietafel een soort live-klaaglijn waarin soms collega’s, iets vaker leerlingen maar vooral management over de hekel werd gehaald. Ik zal er onbewust vaak genoeg aan mee hebben gedaan, maar toch begon ik te lijden aan een soort zelfhaat. Als ik bijscholingsdagen kon mijden, dan deed ik dat ook. Teveel leraren, vond ik eng. “Jij leeft pas op als je leerlingen om je heen hebt”, zei een collega ooit.
Enfin, omdat ik verwachtte dat Elias een hoop bagger over zich heen zou krijgen, stuurde ik hem een mailtje. Gewoon, om te zeggen dat ik ook vond dat die negatieve energie eens omgebogen moest worden, maar dat daar toch ook echt hulp van de overheid bij gewenst was, wil er echt een goede impuls gegeven worden aan het onderwijs.
Drie weken later kreeg ik een mailtje van het secretariaat van Ton Elias. Ik citeer, want erg persoonlijk kun je een mail als deze toch niet noemen:
“Veel dank voor uw bericht. Ik ben verheugd met een signaal als het uwe, omdat het aantoont dat mijn oproep weerklank vindt. In het onderwijs kan en moet veel veranderen, te beginnen met de spil van het onderwijs, de leraar. N.a.v. het artikel in Trouw en een opinieartikel in het Brabants Dagblad (ik heb mijn medewerker verzocht deze bij de mail te voegen) heb ik nogal wat (voorspelbaar!) boze reacties van leraren ontvangen. Er zou naar mijn mening al een wereld gewonnen zijn wanneer ook zij mijn opinie wat meer zouden gaan onderschrijven. Gelukkig ontvang ik ook behoorlijk wat positieve berichten en er was zelfs een schoolleider bij die het opinieartikel in de GPD-bladen opvroeg om erover te gaan spreken met zijn lerarenteam. Dat soort kleine dingen geeft, net als uw mail, moed! Dank dus.”
Ja, wat had ik dan verwacht? Dat Ton Elias zijn dienstwagen op het terrein van dichtbij.nl zou parkeren om in de pauze eens een goede boom met op te zetten over het onderwijs en zijn oude vak, de journalistiek? Dat hij aan de interruptiemicrofoon vanaf zijn iPad mijn mail zou gaan voordragen in het begrotingsdebat? Ik kan soms zo’n naïef konijn zijn.
Lieve oud-collega’s, ik ben jullie een excuus schuldig. Even dacht ik dat een VVD’er aan de wieg kon staan van een goede discussie in het onderwijs. Een man die denkt dat het wel goed komt in het onderwijs als leraren zijn mening maar zouden onderschrijven. Ik heb jullie laten zakken, ja, misschien wel nagetrapt door een steunbetuiging aan een Kamerlid die nou eenmaal een secretariaat heeft waar een leraar het zelf allemaal moet doen.. Het spijt me. Zal ik maar beloven dat ik maar niet meer in de weg kom lopen?

woensdag 19 oktober 2011

Toverwoord voor Palestina en Israël

Hoe verhoudt één Israëlische krijgsgevangene zich ten opzichte van meer dan duizend Palestijnse gevangenen, waaronder ook lieden die je met een gerust hart terroristen mag noemen?
Ik ben niet zo van het getal, zeker niet nadat dat Gretta Duisenberg-geval het ooit over ‘zes miljoen’ had toen haar gevraagd werd  hoeveel handtekeningen zij wilde verzamelen in de actie ‘stop de bezetting’. Daarmee verwees zij uiteraard naar het aantal slachtoffers van de Holocaust.
Volgens mij is het sleutelwoord ooit genoemd door de betreurde Jitzschak Rabin, de premier die in 1993 dichter bij de vrede kwam dan wij ooit hadden kunnen denken. Let op: hij spreekt het woord uit op 0:26.

maandag 17 oktober 2011

Dood Van Gogh ongelukje

Nou schijnt Vincent van Gogh zichzelf niet van kant te hebben gemaakt, maar was het een ongelukje volgens Amerikaanse onderzoekers. Moest even denken aan onderstaande scène uit het onvolprezen Pulp Fiction. Let op, wordt een beetje bloederig vanaf 0:56.

donderdag 13 oktober 2011

Hartenkreet van een voetballeider

Ik ben gek op verslagen van voetbalwedstrijden bij de pupillen. En het mooie van internet is, dat die al dat moois heeft ontsloten. Zelf onderneem ik ook nog wel eens wat.
Iedere vrijdag- en zaterdagavond trek ik een uurtje uit voor het bekijken van websites van de clubs waar mijn kinderen tegen uitkomen. Een enkele keer heb ik mazzel en tref ik een verslag van een ploeg waar ze de volgende dag tegen moeten voetballen, en bij een echt goede dag tref ik een verslag aan van een wedstrijd waarin ze zelf hebben meegespeeld. De kwaliteit wisselt nogal, maar het is beter dan zo weinig verslagen als van de club van de kinderen zelf.
Vorige week zocht ik op de site van Zeerobben, mooie club uit Harlingen, een week eerder tegenstander van Wilco. Prachtige site, mooi voorbeeld ook van community journalistiek. Ik zou het wel weten als ik redacteur was bij harlingen.dichtbij.nl
Ik trof nog geen resultaten van hun D1, maar ik werd wel getroffen door dit verslag van de leider van hun E2. Ik vond het prachtig. In al zijn eerlijkheid een prachtig beeld van een wanhopige leider die zijn best doet om positief te blijven tegenover die jochies van tien, elf jaar, maar bij de zoveelste tig nul zichzelf ook afvraagt: ,,waar doe ik het allemaal voor’’. Briljant, en dat heb ik hem via de clubtwitters ook laten weten. Kon hij wel waarderen. En nu maar hopen dat Herke blijft coachen…en schrijven.

maandag 10 oktober 2011

Journalistieke starter

Een journalistieke starter. Dat is natuurlijk een vroege twintiger, al of niet van de School voor de Journalistiek. Hij of zij (meestal zij) rolt ’s ochtends niet al te vroeg het bed uit, maakt razendsnel toilet en is klaar om dag te tackelen. Oudere journalisten hebben voor deze starters ook wel het woord ‘veelbelovend’ uitgevonden. Vaak wordt dat gebruikt als excuus om deze starters chronisch onder te betalen en alle moderne multi- en crossmediale ontwikkelingen op hen te schuiven. Niettemin blijft de starter de wereld blij- en vrijmoedig tegemoet treden.
Ik geloof niet dat ik helemaal aan dat profiel voldoe. Ik ben 40 jaar oud, getrouwd, met twee kinderen, en ik heb al 15 jaar in het onderwijs gewerkt. Sinds september ben ik overgestapt naar de journalistiek. Wat bezielt iemand om dwars tegen de tijdgeest en alle sombere voorspellingen in juist nu voor de journalistiek te kiezen? Die vraag heb ik de afgelopen maanden meerdere keren van de gezichten af moeten lezen. Een enkele keer durfde iemand nog te vragen “jaaa… de journalistiek. Daar gaat het niet zo goed momenteel toch?”
Af en toe heb ik het ‘verelendungsantwoord’ gegeven. Als het zo slecht gaat, dan kan het alleen maar beter gaan in de toekomst. Dan moet je juist nu instappen toch? Maar zo’n argument is wat al te cynisch natuurlijk. Bovendien lijkt het steeds slechter te gaan met de journalistiek, als je alle beschouwingen mag geloven. Bestaat er trouwens nog een beroepsgroep waarbij zoveel gesproken wordt over de eigen toekomst? Ik ben wel wat gewend uit het onderwijs, maar de journalistiek lijkt toch echt het navelstaren te hebben uitgevonden.
Enfin, vlak voor de zomervakantie –in het onderwijs nog steeds oneindig lang- vroeg Dichtbij-hoofdredacteur Bart Brouwers of ik zin had in een klus bij hem op de redactie. Ik kende Bart vanuit onze opleiding Journalistiek en Fotografie die wij in Drachten op het ROC hadden opgezet en kende hem als iemand met lef en een heldere visie op moderne journalistiek. Hij kende mij als iemand die graag met jongeren werkt en dat koppelt aan journalistieke ambities. Ik heb er een minuutje over nagedacht, maar ik was inmiddels al aangestoken door de ambities en het grenzeloze optimisme bij het hyperlokale Dichtbij.nl.
En zo vind ik mijzelf, in het vierde jaar van mijn deeltijdstudie Journalistiek in Zwolle, mezelf terug in een redactieruimte te Purmerend, waar ik een redactie van vier stagiairs begeleid. Drie jaar lang heb ik te horen gekregen dat het heel, heeel moeilijk zou worden om werk te vinden in de journalistiek. En diezelfde boodschap heb ik mijn eigen leerlingen doorgegeven. Mazzel of netwerken, noem het zo je wilt, maar ik noem mezelf na 40 eindelijk journalist.